Barbara Kathmann is Tweede Kamerlid voor de GroenLinks-PvdA en woordvoerder onder andere op het gebied van digitale zaken. Als moeder van drie puberzonen heeft ze thuis dagelijks zicht op de wereld van online gamen. In aanloop naar de verkiezingen sprak Rule the Game met haar over haar eigen game-ervaringen, de maatschappelijke uitdagingen rond gamen, en de kansen voor de Nederlandse game-industrie. Barbara staat op plaats 32 voor de Tweede Kamerverkiezingen 2025.

‘Ik was stiekem aardbeien aan het oogsten op de wc’
Speelt u weleens een videogame? Of wellicht een mobile game? Wat is uw favoriet?
Ja, ik speel weleens een game, maar niet te vaak, want ik vind het echt heel leuk. Toen Farmville net uitkwam, was ik zó verslaafd dat ik soms stiekem aardbeien zat te oogsten op de wc, omdat mijn man dat niet mocht zien. Die vond dat echt belachelijk.
Wat ik nog steeds speel, is Mario Kart – op een oude Nintendo Wii uit 2007. Onze buren hadden vroeger alle spelcomputers, en toen dat spel uitkwam was ik verkocht. Nu nog steeds: lekker ouderwets een disc erin. Mijn drie puberzonen van 13, 15 en 16 gamen natuurlijk volop: Fortnite, Roblox, Clash of Clans… Mijn oudste van 16 is een oude ziel – hij speelt het liefst FIFA (EA FC) en wil die nog steeds op disc met Sinterklaas. Dan heeft hij iets ‘echts’ in handen. Dat zegt misschien alles over hoe gamen een familieding is geworden.
‘Ouders moeten snappen wat hun kinderen online doen – inclusief wat er leuk aan is’
Wat is op dit moment de belangrijkste maatschappelijke uitdaging die te maken heeft met het spelen van videogames?
Laatst bij het Jongeren-Prinsjesdagadvies kwam iets voorbij wat me raakte. Jongeren noemden drie thema’s die hen het meest bezighouden: pesten, wonen en veiligheid. En bij pesten en veiligheid ging het volledig over hun online wereld. Ze zeiden: “Als wij hulp vragen, snappen volwassenen niet waar we het over hebben.” Dat was voor mij een eye-opener.
We hebben de afgelopen jaren veel gedaan om ouders te informeren, maar jongeren voelen nog steeds dat wij niet begrijpen wat ze online meemaken. Ouders weten vaak niet wat er in die games gebeurt – en dus ook niet wat er leuk aan is. Terwijl we bij voetbal precies weten wie er scoorde en hoe de stand was, trekken we een kind zonder pardon uit zijn online ‘wedstrijd’ in minuut 35. Dat zegt alles.
De uitdaging is dus niet alleen schermtijd, maar ook betrokkenheid. Ouders moeten echt weten waar hun kind plezier aan beleeft – wat de lol is, wat ze leren, waar ze goed in zijn. En die informatie moet niet alleen op ‘ouderplatformen’ staan, maar juist op plekken waar ouders al zijn: scholen, ouderavonden, jeugdcentra. En misschien ook: op de plekken waar ouders zélf gamen. Want laten we eerlijk zijn, de grootste groep fanatieke Bubble Shoot-spelers is 45 tot 60 jaar oud!
‘De game-industrie is groter dan muziek en film samen – maar in Den Haag weten ze dat niet’
Hoe worden videogames op dit moment bekeken vanuit de overheid? Economisch, cultureel of anders? Wat vindt u daarvan?
De overheid kijkt vooral naar gamen als onderdeel van de online leefwereld en de zorgen daaromheen: schermtijd, verslaving, veiligheid. Allemaal belangrijk, maar daarmee missen we de andere helft van het verhaal: de enorme economische en creatieve kracht van deze sector.
De Nederlandse game-industrie is groter dan de muziek- en filmindustrie bij elkaar, maar dat besef leeft nauwelijks in politiek Den Haag. Terwijl we prachtige opleidingen hebben, sterke bedrijven zoals Guerilla Games, en ook in ‘serious gaming’ wereldwijd meespelen. Denk aan games die helpen bij zorg, veiligheid of onderwijs.
Er valt dus ontzettend veel te winnen – als we de sector beter zouden ondersteunen, toegang geven tot financiering, en erkennen dat dit een exportproduct van formaat kan zijn. Nederland zou best bekend mogen staan om tulpen, stroopwafels, waterwerken… én games.
‘Veilig gamen is een gedeelde verantwoordelijkheid – van overheid tot ouder’
Hoe kijkt u tegen veilig gamen aan? Is daar meer een taak weggelegd voor de overheid of voor de ouders?
Voor iedereen. De overheid, de gamebedrijven, de ouders én de jongeren zelf hebben allemaal een rol. De overheid moet zorgen voor duidelijke regels en goede voorlichting, samen met de sector. Gamebedrijven hebben de verantwoordelijkheid om hun platformen veilig te maken – denk aan chatfuncties, betaalmogelijkheden en verslavend ontwerp. Ouders moeten actief op zoek naar informatie en het gesprek aangaan over wat hun kinderen doen. En jongeren moeten we helpen om zelf bewuste keuzes te maken over wat ze spelen, met wie, en hoe lang.
We staan er dus met z’n allen voor aan de lat, maar het begint bij bewustwording en samenwerking. Want als we eerlijk zijn: niemand wil dat de lol van gamen verloren gaat door onveiligheid of onbegrip.
‘Van serious gaming tot cultureel exportproduct – de toekomst is van de games’
Hoe ziet u de Nederlandse videogame-industrie in de nabije toekomst?
Er is een verschil tussen wat ik denk en wat ik hoop. Als het blijft zoals het is, dan groeit de sector gestaag, maar benutten we niet de volle potentie.
Wat ik hoop, is dat Nederland zich ontwikkelt tot een land dat internationaal bekend staat om zijn games. We hebben alles in huis: kennis, creativiteit, opleidingen, technologie. Als we de sector serieus nemen – als economische motor én als middel voor maatschappelijke vooruitgang – dan kunnen we vooroplopen in Europa.
En eerlijk: als er straks ergens wordt gezegd “The Dutch? Oh yes, from the tulips, the stroopwafels, the waterworks… and the games,” dan hebben we het goed gedaan.
‘De online wereld moet weer leuk en sociaal worden’
Tot slot – wat wilt u de lezers van Rule the Game nog meegeven?
Ik hoop dat we snel toewerken naar een online wereld die voor iedereen – jong en oud – veilig, sociaal en gezond is. Zodat we ook weer de leuke kant van gamen gaan zien.
Ik heb zelf vroeger zóveel plezier gehad met spelletjes, en als ik mijn kinderen nu zie, hoe ze met elkaar lachen, samenwerken, plezier maken – dan weet ik dat gamen ook verbindt. Laten we dat niet vergeten.
